De
Tijd - 22-01-2004
Vlaanderen
is in de greep van de creatieve economie
De
creatieve economie van de Amerikaanse socioloog Richard Florida
lijkt vandaag ook in Vlaanderen een nieuw begrip. Het is zowat de
rode draad in de VLD-teksten voor het februaricongres. Het congres
van het Vlaamse netwerk van ondernemingen (VOKA) van het voorbije
najaar kon er ook niet omheen. Spirit zet alles op alles voor het
inhoudelijke congres in maart. De creatieve economie verdient een
inspirerend debat, maar het zou jammer zijn indien het in Vlaanderen
beperkt blijft tot de discussie over het migrantenstemrecht, stelt
JOHAN BASILIADES. Het moet ook gaan over immigratie,
het Vlaams Blok, en identiteit en eigenheid.
De
goeroe van deze nieuwe trend is de Amerikaanse socioloog Richard
Florida. Zijn 'Rise of the Creative Class' heeft velen in zijn greep
gekregen. De septemberverklaring van minister-president Bart Somers
was ervan doordrongen. Minister Patricia Ceysens organiseert op
19 februari in Leuven het Internationaal Forum 'Districts of Creativity
meet @ Flanders'.
Het succes is niet zomaar het gevolg van een soort hype. Het boek
is eerst en vooral een grondige en goed becijferde sociologische
analyse van een nieuw fenomeen. Volgens Florida heeft er zich in
de loop van de jaren 90 een diepgaande economische en sociologische
transformatie voltrokken in het Westen. De doorslaggevende recepten
voor economisch succes zijn niet langer de megaconcerns, grote investeringen
in infrastructuur en research of een gunstig investeringsklimaat.
Economische groei voltrekt zich in toenemende mate daar waar creatieve
mensen graag wonen.
Talentvolle werknemers gaan niet langer wonen waar interessante
bedrijven gevestigd zijn. Innoverende bedrijven verhuizen naar waar
veel creatieve mensen wonen. En Florida stelt vast dat die creatieve
klasse in eerste instantie kiest voor open, verdraagzame steden
waar plaats is voor experiment, waar een bloeiend en actief sociaal
en cultureel leven aanwezig is. De boodschap is dus: koester talent
en de omgevingsfactoren die talent aantrekken.
De race is ingezet voor de meest geloofwaardige politieke vertaling
van dit nieuw verhaal op Vlaams niveau. Bij Spirit was het het hoofd
van de studiedienst, Michaël Wagemans. Hij bracht het voorbije
najaar tot tweemaal toe een opinietekst en een boekbespreking van
Richard Florida in De Tijd. Hij besloot tot tweemaal toe dat de
VLD althans de boot van de creatieve economie mist door zo resoluut
tegen het migrantenstemrecht op te komen. Op die manier promoot
de partij volgens hem een sfeer van geslotenheid die haaks staat
op Florida's kernverhaal over tolerantie en openheid.
Niet alleen stemrecht
Michaël
Wagemans heeft wellicht gelijk, maar het is ontgoochelend dat het
debat over de uitdagingen waar Vlaanderen voor staat tegenover de
creatieve economie tot op heden strandt op dit stemrechtverhaal.
De vertaling van Richard Florida's Noord-Amerikaanse analyse naar
Europa en Vlaanderen is veel moeilijker en gaat over zoveel meer.
* Het stemrecht: heel wat voorstanders en tegenstanders van het
verlenen van stemrecht aan migranten zijn het eigenlijk eens dat
het om een symbooldossier gaat. Zeker in Florida's verhaal. Zo toont
hij aan de hand van statistisch materiaal dat de 'creatieven' openheid
naar homo's op prijs stellen in hun professionele en vrijetijdsomgeving,
niet omdat ze homo zijn, maar omdat die openheid symbool staat voor
openheid van geest in het algemeen. In de ogen van velen in Vlaanderen
is het stemrechtverhaal identiek. Het gaat om een marginaal aantal
immigranten op de totale allochtone bevolking in Vlaanderen, maar
wie voor is, stelt zich in de beeldvorming op als een voorstander
van integratie. Dit hebben de liberalen, aan dit bij uitstek liberaal
verhaal, misschien onvoldoende ingeschat.
Maar Florida maakt ook niemand iets wijs over de multiculturele
samenleving aan de andere kant. De tolerante houding is geen garantie
voor integratie van achtergestelde groepen. De realiteit is harder
dan het symbool. De hele 'Creative Age' is trouwens geenszins een
wondermiddel voor integratie, sociale herverdeling, gelijke kansen,enzovoort.
Het politieke debat en de politieke actie stopt niet bij een symbool
van openheid. Een echt integratiedebat zonder taboes blijft noodzakelijk:
en hier merken we juist weerstand tegen liberalen die individuele
emancipatie naar westers model promoten als integratiemodel.
* Immigratie: als we Richard Florida's analyse mogen geloven, is
immigratie een andere parameter voor de openheid van een samenleving
naar nieuwe mensen, nieuwe idee? Vele voorstanders van het stemrecht
blijken echter tegenstanders van immigratie te zijn. De traditioneel
linkerzijde (sp.a) houdt vast aan het taboe rond de (wat voorbijgestreefde)
immigratiestop. Veel liberalen willen de immigratiestop onder bepaalde
voorwaarden opheffen om economische redenen, maar ook om het gevoel
van 'Fort Europa' te doorbreken.
* De stad: De hele analyse van Florida gaat ook nog uit van een
ander element dan de drie T's (technologie, talent en tolerantie):
de stedelijke renaissance. Ondanks het algemene beeld dat internet
plaatsgebondenheid onbelangrijk heeft gemaakt, stelt Richard Florida
vast dat creativiteit en de drie T's aan een 'plaats' gebonden zijn
waar 'het' gebeurt. Het zijn steden die aantrekkelijk zijn voor
de 'creatieven'. Vlaanderen, de Vlamingen en het Vlaamse beleid
denken niet stedelijk, ze denken 'randstedelijk'.
Tot op zekere hoogte is de mentaliteit van 'verkavelings Vlaanderen',
dat zich afkeert van de grootsteden, een nieuwe variant op de Vlaamse
kerktorenmentaliteit. De rand mentaal bij de stad betrekken, Vlaanderen
mentaal verstedelijken is ? van de grootste uitdagingen.
* Het Vlaams Blok: Florida's vaststellingen over het creatieve tijdperk
lijken op de wet van de jungle: het is een concurrentie tussen steden
om het juiste kader (de drie T's) aan te bieden om talentvolle mensen,
'creatieven' aan te trekken. Vlaanderen heeft hier uiteraard al
een waanzinnig groot imagoprobleem dat door velen wordt onderschat:
het Blok aan ons been. De Vlaamse steden worden hier internationaal
op afgerekend qua attractiviteit voor talentvolle en ondernemende
mensen. Hierop een gepast antwoord geven kon nog niet in 15 jaar
strategie - opinies, boeken, politicologische en sociologische analyses,
cordons en andere afspraken met betrekking tot het Vlaams Blok -
laat staan in een korte opinietekst. De uitdaging is er niet minder
urgent door.
* Identiteit en eigenheid: het concurrentieverhaal biedt regio's
als Vlaanderen nog een bijkomend nadeel. Mobiliteit van talent in
Europa is nog niet te vergelijken met het Noord-Amerikaanse continent
van Florida. Een afgestudeerde trekt uit Pittsburgh aan de oostkust
zonder moeite naar het 'hippe' Austin in Texas of het 'vrijgevochten'
San Francisco aan de westkust om een job te zoeken.
De rem is hier het Europese lappendeken van talen, culturen en grenzen.
De mobiliteit is in onze Europese mentaliteit nog maar amper binnengedrongen.
Maar die mobiliteit komt er: hoe kunnen regio's als Vlaanderen hun
openheid naar nieuwkomers verzoenen met de zorg voor het behoud
van de eigen cultuur en taal? Het op zijn beloop laten, in Vlaanderen
of in andere regio's, is een explosieve cocktail die elk moment
kan ontploffen. Een Vlaanderen dat zich afschermt is daarentegen
een Vlaanderen dat de boot mist. We kunnen wel al eens kijken hoe
een regio als Québec er in geslaagd is een zeer open beleid
en leidinggevende rol in de creatieve economie te verzoenen met
een beleid van behoud van het Frans en de Franse cultuur. Ook deze
uitdaging blijft open.
De auteur is gewezen kaderlid van de VU
en lid en medewerker van de VLD
De Tijd, pagina 2, 1077 woorden
© 2004 Uitgeversbedrijf Tijd n.v.
|